Met Cofinanciering door de Provincie West-Vlaanderen
In de kijker
De inspiratiegids over Zilte Landbouw zet de kennis die in dit project is opgedaan op een rij en vat de opgedane ervaringen samen voor boeren, hun adviseurs en andere geïnteresseerde partijen.
Europees samenwerken rond verzilting
Het project
SalFar staat voor Saline Farming en is een
Interreg VB-project. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) is één van de partners in dit Europees project, dat liep van 2017 tot 2022. Het totaal budget van dit Europees project bedroeg ruim 6 mio euro.
Kan landbouw in verzilte omstandigheden?
Met bovenstaande vraag gingen we aan de slag in het project SalFar.
Op wereldvlak is verzilting voornamelijk een probleem van overmatige irrigatie. In onze streken hebben we echter weinig tot niet te maken met een doorgedreven irrigatie in de landbouw. Verzilting is in onze regio traditioneel een probleem dat typisch is voor poldergebieden, land gewonnen op de zee. In de polders heeft het ondiepe (freatische) grondwater een hoog zoutgehalte. Boven dit zout grondwater bevindt zich een zoetwaterbel. Ze is essentieel voor de huidige voedselproductie aan de kust en wordt aangevuld/gevoed door de neerslag. Aangezien zoet water lichter is dan zout water vermengen beide soorten zich niet en vormt zich een zoetwaterbel bovenop het zoute grondwater. De grens tussen zoet en zout water ligt afhankelijk van het bodemtype (klei of zandig) en afhankelijk van het absolute maaiveldniveau op verschillende dieptes t.o.v. van het maaiveld.
Als deze grenslijn tussen zout en zoet water opschuift naar het maaiveld (en dus de zoetwaterbel dunner wordt) dan is er sprake van verzilting.
3 soorten verzilting
We onderscheiden drie verziltingsprocessen:
-
Verzilting van het oppervlaktewater: het zoute grondwater komt naar de oppervlakte via de bodem van de poldergrachten, via de drainagebuizen en via de zandige lagen in de oppervlakkige bodem. Deze "zoute kwel" wordt dus in eerste instantie opgevangen in de grachten. Traditioneel verdunt de aanvoer van zoet water het zout water in de polders en wordt het zoute water uiteindelijk geloosd in de zee. Een proces dus van verdunnen en doorspoelen. Dit doorspoelen vraagt grote hoeveelheden zoet water, wat in de toekomst steeds minder voor voorradig zal zijn. Verzilting van het oppervlaktewater is in essentie een probleem voor de drinkwatervoorziening van vee en voor het gebruik van oppervlaktewater voor beregening van gewassen.
-
Verzilting van de bodem kan optreden als de grens zoet water - zout water zo kort bij het maaiveld komt te liggen dat het zoute water in de wortelzone van de planten terechtkomt. Afhankelijk van het gewas ligt die wortelzone natuurlijk dieper. Het kan m.a.w. zijn dat dit problematisch is voor bv. bomen, maar niet voor aardappelen. Ook via de grachten kunnen bodems verzilten: als het zoute water, opgevangen in de grachten via drains of via zandige delen van de bodem zich vanuit de grachten verspreid naar de omliggende bodems. Dit is een relatief beperkt fenomeen. Verzilting van de bodem kan ook veroorzaakt worden doordat zout water op de bodem terechtkomt. Beregening van landbouwgewassen met zilt water kan leiden tot verzilting van de bodem. Verzilting van de bodem is meestal een structureler probleem dan verzilting van het oppervlaktewater: de fenomenen die verzilting van de bodem veroorzaken kunnen tijdelijk zijn, de effecten blijven langer duren (zout "verdwijnt" niet zomaar uit een bodem).
-
Verzilting door dijkdoorbraken: door een dijkbreuk kan zeewater tijdelijk delen van de polders overstromen. Hierbij krijg je natuurlijk een zeer drastische verzilting van zowel oppervlaktewater, grondwater als bodem. Zo kennen De Moeren in Veurne nog steeds een verziltingsproblematiek die minstens deels veroorzaakt is door de onderwaterzetting van De Moeren tijdens de Tweede Wereldoorlog. In sommige landen wordt bewust de keuze gemaakt om niet alle kustregio's te beschermen tegen 1000-jarige stormen en wordt het risico op dijkbreuken ingecalculeerd.
Laag gelegen kustpolders
De plaatsen waar deze verzilting kan optreden, zijn gekend: in essentie zijn het
de laagst gelegen delen van de polders (De Moeren, Meetkerkse Moeren, Uitkerkse Polder, Dudzeelse Polder, delen van de IJzervallei, Zwinomgeving, krekengebied Oost-Vlaanderen). Dit zijn dan ook gebieden waar niet alle akkerbouwteelten mogelijk zijn én waar landbouwers weten dat zij moeten zorgen voor drinkbaar water voor hun vee, doordat ze geen beroep kunnen doen op de traditionele weidepompen die gevoed worden met oppervlaktewater.
Verzilting krijgt extra dimensie door klimaatverandering
Door de klimaatverandering komt er een extra dimensie in deze situatie.
De klimaatverandering zorgt er voor dat er langere periodes van lage neerslag in de polder kunnen zijn. Dit laag aanbod van zoet water kan tot gevolg hebben dat:
- er
onvoldoende zoet water beschikbaar is om de "verdunning en doorspoeling" van de poldergrachten te verzekeren. Hierdoor wordt het oppervlaktewater tijdelijk zouter waardoor het niet meer geschikt is als drinkwater voor de dieren of als beregeningswater voor de landbouw
- er onvoldoende aanvulling is van de bovenliggende zoetwaterlaag, waardoor het grensvlak zoet water – zout water hoger komt te liggen en dus extra "aanvoer" van zout water naar zowel bovenste bodemlagen als oppervlaktewater is.
Er zijn verschillende strategieën om hier mee om te gaan:
- verspilling van zoet water tegengaan
- zoveel mogelijk water stockeren zodat we een "extra voorraad" hebben wanneer we die nodig hebben
- zorgen dat het water "blijft komen": water in de polders is ook deels afkomstig van buiten de polder
- de waterbehoefte verminderen. Zo kunnen landbouwers via hun teeltkeuze kiezen voor minder-intensieve teelten, die minder water nodig hebben.
-
met (al dan niet tijdelijke) verzilting verder werken, door bv. zouttolerante gewassen te kiezen.
Rendabele landbouwproductie met verzilting?
SalFar focust op deze laatste strategie: wat als blijkt dat er structurele watertekorten zijn waardoor regelmatige verzilting van bodem- en/of oppervlaktewater niet voorkomen kan worden? Zijn er dan teelten waarmee toch nog een rendabele landbouwproductie gerealiseerd kan worden? En zo ja, wat zijn dan de randvoorwaarden voor zoutgehalte, voor bodemtype?
We zochten hierbij naar variëteiten van traditionele landbouwgewassen die zouttoleranter zijn, zoals aardappelen, groenten, granen, …. Deze variëteiten moeten ook in niet zilte omstandigheden een aanvaardbare productiviteit hebben. Op die manier kan een landbouwer toch kiezen om te beregenen met zilt water, als er geen alternatief beschikbaar is. Dit kan een oplossing bieden voor zowel gebieden waar periodiek verzilting optreedt als voor gebieden waar verzilting structureel aanwezig is.
Via SalFar onderzochten we of er voor producten afkomstig van zilte landbouw ook een marktmodel te bedenken is waarbij meerwaarde gecreëerd kan worden.
Planning in Vlaanderen
Zouttolerante gewassen
Het Instituut voor landbouw-, Visserij-, en Voedingsonderzoek (ILVO) en VLM zijn de twee Vlaamse partners in het SALFAR project en we werkten nauw samen. Via dit project wilden we de
kennis rond zouttolerante gewassen ter beschikking stellen aan de landbouwers zodat deze alternatieve teelten en hun randvoorwaarden minstens gekend zijn.
Klimaatrobuust waterbeheer in de kustpolders
Daarnaast wilden we via SalFar ook meedenken aan het
uitwerken van een duurzame toekomstvisie voor de kustpolders met een klimaatrobuust waterbeheer. We kaderen dit in Territoriaal OntwikkelingsProgramma (T.OP) Kustzone, een lopend proces van Ruimte Vlaanderen.
We gaan er daarbij van uit dat het toekomstig waterbeheer in de polders sturend zal zijn voor de ontwikkelingen in de polders. En dat we hierbij rekening moeten houden met de ruimtebehoeftes voor de verschillende hierboven aangehaalde scenario's of met de potenties die deze verschillende scenario's bieden. Zo is het mogelijk dat om maatschappelijke redenen gekozen wordt om in bepaalde gebieden verzilting niet tegen te gaan of zelfs verzilting te stimuleren. SalFar kan daarbij aantonen dat
ook in dergelijke zilte omstandigheden landbouw mogelijk blijft.
Intense samenwerking met landbouwers en betrokkenen
In het kader van SalFar deden VLM en ILVO in de projectperiode interviews met landbouwers, metingen (oppervlaktewater- en bodemstalen) bij landbouwers, organiseerden kennisuitwisselingsmomenten waarbij gebieden bezocht worden die met tijdelijke of langdurige verzilting te maken hebben en workshops met verschillende doelgroepen.
Partners Europees project SalFar
-
België: ILVO en VLM
-
Nederland: Waddenacademie, Provincie Groningen, Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA) Agroresearch, Stichting De Zilte Smaak, Saltfarm Foundation Texel
-
Denemarken: Västra Sveriges Institut för Företagsutveckling (VIFU) en Smagen af Denmark
-
Zweden: Universiteit Göteborg
-
Noorwegen: Universiteit Oslo
-
Groot-Brittannië: Universiteit Lincoln
Bijkomende informatie
Laatste update: februari 2022