Wanneer mag ik welke mest uitrijden?
Voor een volledig overzicht, consulteer:
Welke verbodsbepalingen moet ik altijd respecteren?
Het is
verboden om dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest te spreiden:
- op alle zondagen en
feestdagen, met uitzondering van kunstmest;
- vóór zonsopgang en na zonsondergang;
- op drassig, overstroomd, bevroren of besneeuwd land;
- tot 5 meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van een
waterloop van eerste, tweede en derde categorie; die afstand bedraagt 10 meter vanaf de bovenste rand van het talud van een waterloop die gelegen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk, of als de waterloop grenst aan een helling.
Welke types mest bestaan er?
Meststoffen met gelijkaardige eigenschappen op vlak van stikstofvrijstelling, hebben dezelfde uitrijregeling. Het type meststof bepaalt wanneer en onder welke voorwaarden ze mag opgebracht worden:
-
meststoffen van type 1: stalmest, champost en traagwerkende meststoffen
- stalmest: een mengsel van stro, houtkrullen, miscanthus of vlaslemen en uitwerpselen van runderen, paarden, schapen, geiten of varkens, met een drogestofgehalte van minimaal 20 procent. De vaste mest in het mengsel moet afkomstig zijn van dieren die zijn gehuisvest in ingestrooide stallen of van het bewerken van dierlijke mest met stro. Mengsels met uitwerpselen van pluimvee worden niet beschouwd als stalmest.
- champost: afgeoogste champignonmest, die overblijft na het telen van champignons.
- traagwerkende meststoffen:
boerderijcompost, gecertificeerde gft- en groencompost of
bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen met een attest als traagwerkende meststof.
-
meststoffen van type 2: alle meststoffen die niet tot type 1 of 3 behoren
-
meststoffen van type 3: kunstmest, spuistroom en effluent
- kunstmest
- spuistroom: drainwater dat niet hergebruikt wordt als voedingswater, afkomstig van de teelt van planten op groeimedium
- effluent: een meststof, ontstaan uit de biologische behandeling van dierlijke of andere meststoffen door middel van nitrificatie of denitrificatie, met uitzondering van het ontstane slib van de biologische verwerking.
De uitrijperiode is voor bepaalde types meststoffen daarnaast afhankelijk van:
Welke meststoffen mag ik opslaan op landbouwgrond?
U mag alleen meststoffen van type 1 (stalmest, champost en traagwerkende meststoffen) opslaan op landbouwgrond voor ze gespreid worden. Meststoffen van type 2 en 3 mag u niet opslaan op de kopakker.
Traagwerkende meststoffen zijn:
- gecertificeerde gft-en groencompost
- boerderijcompost
- bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen, waarbij de stikstof slechts gedeeltelijk vrijkomt in het jaar van opbrenging.
Bij het opslaan van type 1 meststoffen op landbouwgrond, houdt u rekening met de volgende regels:
- Er mag niet meer mest worden opgeslagen op het perceel dan er zal worden gespreid.
- De afstand tot de perceelsgrens en het oppervlaktewater bedraagt minstens 10 meter. Bij regen voorkomt dit afvloei van mestsappen buiten uw perceel. Let vooral bij hellende percelen op, aangezien u in alle omstandigheden verantwoordelijk bent om te voorkomen dat mestsappen afvloeien buiten uw perceel ook al hebt u de afstandsregel gerespecteerd.
- De afstand tot woningen van derden bedraagt minstens 100 meter. Dat minimaliseert de geurhinder.
De opslag van type 1 meststoffen mag het hele jaar door. In de periode van 1 november t.e.m. 15 januari, moet u de opslag afdekken op een luchtdoorlatende, semipermeabele wijze. Zo verhindert u dat er regenwater insijpelt. Die voorwaarde geldt niet voor de opslag van gecertificeerde gft- en groencompost en boerderijcompost.
Als de opslag niet is afgedekt, mag de opslag van type 1 meststoffen maximaal gedurende twee maanden voor het spreiden en is de opslag in de periode van 1 november t.e.m. 15 januari verboden.