De begeleiding moet er zo uitzien dat de landbouwer weet welke stap hij wanneer moet uitvoeren en hoe.
Denk onder meer aan het optimale tijdstip om bodemstalen te nemen, bemestingsadviezen te interpreteren, te bemesten en de bemesting te fractioneren.
Hou daarbij op een gepaste wijze rekening met de 'eigenschappen' van de beoogde teelt(en).
Bv. bij spinazie zal de begeleiding en staalname voor de inzaai èn bemesting moeten gebeuren. Er wordt immers gangbaar niet meer bemest na de inzaai. Bij bloemkool kan de staalname dan weer na aanplant in functie van een bijbemesting, maar de teler moet in de begeleiding duidelijk gemaakt worden dat de voorafgaandelijke basisbemesting voldoende laag moet zijn, opdat er überhaupt bijbemest kan worden. Dit betekent dus dat de begeleiding hier ook al start voor de eerste bemesting.
Samengevat lijkt het best dat de praktijkcentra het volledige teeltschema op voorhand doornemen met de teler, om tot duidelijke afspraken te komen en goed te begeleiden, waardoor de teler weet wat hij moet doen.