Uit de studie Stikstofbemesting in vollegrondsgroenten: een economische - ecologische benadering die werd uitgevoerd in opdracht van de VLM en het Onderzoeks- en Voorlichtingsplatform Duurzame Bemesting en in samenwerking met 3 erkende praktijkcentra, blijkt dat bemestingsadviezen en stikstofbemestingsnormen voor sommige groenten lager kunnen. Dat kan zonder in te boeten op de vermarktbare opbrengst en de kwaliteit van die groenten en biedt mogelijkheden naar de verbetering van de waterkwaliteit.
In de drie Vlaamse groenteregio’s analyseerde het ‘Onderzoeks- en Voorlichtingsplatform Duurzame Bemesting’ op verschillende locaties een uitgebreide dataset van stikstofbemestingsproeven (2009-2016) met verschillende stikstofbemestingshoeveelheden voor sla, spinazie, prei, wortelen, bloemkool en spruitkool. De proefvelden werden aangelegd door deze erkende praktijkcentra: Inagro, het Proefcentrum voor de Groenteteelt en het Proefstation voor de Groenteteelt. Daarbij werd het effect nagegaan van de beschikbare hoeveelheid stikstof op de opbrengst, op de gewaskwaliteit, op de stikstofopname door het gewas en op het nitraatstikstofresidu dat in de bodem achterblijft bij de oogst.
Minder stikstof en toch een goede opbrengst en kwaliteit
Voor de onderzochte groenten (uitgezonderd bloemkool) is de nodige stikstofhoeveelheid voor een goede opbrengst en kwaliteit lager dan de huidige wettelijke maximale stikstofbemestingsnormen. Vooral voor sla en prei kunnen de normen met een paar tientallen procenten verlaagd worden. Algemeen kan gesteld worden dat de huidige maximaal toegelaten bemestingsnormen ruim zijn. Daardoor kunnen zelfs op bodems met een beperkte mineralisatiecapaciteit, die vaak samengaan met een laag koolstofgehalte, toch nog optimale opbrengsten gehaald worden. Dat betekent dat tuinbouwers geld kunnen besparen door minder meststoffen toe te dienen.
Bodemstaal is basis voor een oordeelkundige bemesting
Om de juiste stikstofbemestingsdosis te bepalen houdt de landbouwer rekening met de stikstofhoeveelheid die in de bodem aanwezig is bij begin van de teelt en met de verwachte stikstofmineralisatie. De gemiddelde nitraatstikstofhoeveelheid tot bewortelingsdiepte bij de zaai of het planten is erg variabel en is verschillend voor voorjaarsteelten ten opzichte van tweede teelten. Ook de hoeveelheid stikstof die in het groeiseizoen vrijkomt, verschilt per perceel en is afhankelijk van de duur van de teelt, de weersomstandigheden, de aanwezigheid van oogstresten van de vorige teelt,…. Het is dus belangrijk om bij het begin van de teelt een verlaagde basisbemesting toe te dienen. Tijdens de teelt kan een bodemstaal genomen worden waarop een bemestingsadvies kan geformuleerd worden. Dat heeft als voordeel dat de stikstofvrijstelling uit organische stof en eventueel uit oogstresten meegenomen wordt in het advies.
Rijen- en bandbemesting ideaal voor bloemkool
Bloemkool heeft een korte teeltperiode en een relatief grote tussenrijafstand, waardoor de beschikbare stikstof in de wortelzone niet adequaat kan benut worden. Naast het nemen van een bodemstaal als basis voor een oordeelkundige bemesting, is een rijen- of bandbemesting een mogelijke oplossing, in plaats van de toepassing van een breedwerpige bemesting. Die aanpak kan ook toegepast worden bij andere teelten met een grote tussenrijafstand.
Lage stikstofuitspoeling en optimale opbrengst bij juiste bemestingsdosis
Bij een juiste stikstofbemestingsdosis is het mogelijk optimale opbrengsten te realiseren en te eindigen met een lage hoeveelheid nitraatstikstof bij de oogst. Bij een verhoging van de stikstofbemesting van een lage naar een optimale dosis, is de minerale stikstof die in de bodem achterblijft in de bewortelde zone bij de oogst vrij constant en relatief laag (< 30 kg nitraatstikstof/ha), uitgezonderd voor bloemkool. Om die reden zou de onderzaai van een vanggewas bij bloemkool kunnen overwogen worden. Bij overbemesting stijgt de overblijvende nitraatstikstof spectaculair tot onverantwoorde hoeveelheden.
Hoge stikstofverliezen bij groenten kunnen gemakkelijk vermeden worden
Karoline D’Haene, coördinator van het ‘Onderzoeks- en Voorlichtingsplatform Duurzame bemesting’ vertelt: “Bij vele landbouwers en voorlichters bestaat het gevoel dat een verlaging van de stikstofbemestingsdosis de opbrengst en/of de kwaliteit kan verminderen. Daarom worden nog steeds hoge bemestingsdosissen aan groenten toegediend. Ons onderzoek toont aan dat dit niet nodig is en dat landbouwers nodeloos meststoffen geven die uitspoelen.”
Het onderzoek stelt ook vast dat het niet vermarktbare deel van het gewas bij overbemesting blijft groeien terwijl de optimale opbrengst van het vermarktbare deel al behaald is. De plant ziet er dus groter en weeldiger uit, maar de uiteindelijke opbrengst voor de landbouwer zal niet meer stijgen. Een overbemesting met stikstof zorgt op twee manieren voor extra stikstofuitspoeling:
- Het nitraatstikstofresidu dat bij de oogst achterblijft in de bodem is veel groter.
- Er zijn meer gewasresten die ook meer stikstof bevatten. Die worden meestal ingewerkt waardoor ze gemakkelijk kunnen mineraliseren. Zo komt er nog extra stikstof vrij in de bodem na de oogst, wat zorgt voor een extra risico op uitspoeling. Om die verliezen te minimaliseren, worden de oogstresten best van het veld gehaald. Een andere mogelijkheid is de oogstresten ongemoeid op het veld te laten liggen waardoor de stikstofvrijstelling geringer zal zijn ten opzichte van inwerken. Dat kan echter wel aanleiding geven tot geurhinder en fytosanitaire problemen.
Om hoge nitraatstikstofresidu’s in de herfst tegen te gaan, is het belangrijk om te vertrekken van een bodem waar niet te veel stikstof aanwezig is in de niet-bewortelde zone. Dat kan door een optimale bemesting in de vorige teelt en/of een goede teeltrotatie. Voor de opname van stikstof die nog vrijkomt door mineralisatie na de oogst van de groente is het tijdig inzaaien van een vanggewas belangrijk.
De resultaten geven aan dat de stikstofbemestingsadviezen en de maximale stikstofbemestingsnormen voor de belangrijkste groenten verlaagd kunnen worden zonder een risico op een daling van de vermarktbare opbrengst of de kwaliteit (bladkleur en uniformiteit). Zo vermindert ook het risico op een hoog nitraatstikstofresidu in het najaar.