Periode
januari 2016 – juni 2020
Opdrachtgever
VLM, afdeling Platteland en Mestbeleid
Uitvoerders
Bodemkundige Dienst van België en ILVO
Kader van de studie
De door Europa goedgekeurde derogatiebesluiten (2007-2010, 2011-2014, 2015-2018) laten toe om in bepaalde gevallen af te wijken van de bemestingsnorm van 170 kg stikstof per hectare per jaar uit dierlijke mest (verder 'derogatie' genoemd). De derogatie is van groot belang voor de Vlaamse landbouw.
Elk derogatiebesluit legt monitoring op om de impact van derogatie op de waterkwaliteit te evalueren. Dat gebeurt onder meer door deze studie: een monitoringnetwerk waarin landbouwbedrijven die derogatie toepassen worden vergeleken met landbouwbedrijven die geen derogatie toepassen.
Deze studie is een vervolg op eerdere studies over het monitoringnetwerk derogatie in de periode 2009 tot 2014. De evaluatie van de impact van derogatie op de waterkwaliteit wordt telkens als onderbouwing gebruikt bij de nieuwe derogatieaanvraag van Vlaanderen voor een volgende periode.
Methode
Het monitoringsnetwerk bestaat uit 160 bedrijven en zoomt in op de meest voorkomende combinaties van bemestingsstrategie, teelt en bodemtype. De bemestingsstrategie is derogatie op een derogatiebedrijf of geen derogatie op een niet-derogatiebedrijf. De meest voorkomende derogatieteelten zijn gras en mais (met aanvulling van gras-klaver). De bodemtypes van de bedrijven in het netwerk zijn zand- en zandleembodems.
Waar mogelijk werden bedrijven de deelnamen aan het vorige monitoringsnetwerk behouden. Er werd een databank opgemaakt van de bemestings- en landbouwpraktijken met gegevens van de 160 landbouwbedrijven. Van 2016 tot 2019 werden de parameters mestsamenstelling, bodem (nitraat en fosfaat), gewasopbrengst en water gemonitord op de 160 landbouwbedrijven. De gegevens werden verwerkt om de invloed van derogatie op de nutriëntenuitspoeling en de waterkwaliteit na te gaan.
Resultaten
Tijdens alle meetjaren werd meer bemest op de derogatiepercelen dan op de niet-derogatiepercelen. Doordat op de derogatiepercelen een extra snede gras voor de mais werd geteeld, werd er meer biomassa geproduceerd. Bij grasland was er meer opbrengst. In het totaal werden dus meer nutriënten opgenomen en van het veld afgevoerd.
Voor de meeste monitoringparameters werd geen significant verschil gevonden tussen derogatie en niet-derogatie. Waar de verschillen toch significant waren, verschilden de gemiddelden numeriek maar beperkt, zodat de praktische relevantie van de significantie beperkt is. Voor de parameter fosfor werden metingen gedaan op percelen die voor een lange periode (minstens 7 tot 9 jaar) onder derogatie of niet-derogatie waren. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de derogatie- en de niet-derogatiepercelen.
Een statistische analyse op de data van 2016-2018 toont aan dat derogatieparameters niet bepalend zijn voor nutriëntenverliezen. De belangrijkste parameters waren: de teelt, het type organische meststof, klimaatparameters en het koolstofgehalte van de bodem.
Conclusie
Op basis van dit uitgebreide netwerk met opvolging van 160 bedrijven kan gesteld worden dat de weersomstandigheden en het gewas zeer belangrijke parameters zijn voor nutriëntenverliezen, maar dat de derogatie in Vlaanderen geen negatieve impact heeft op de waterkwaliteit. Het resultaat van dit monitoringnetwerk werd gebruikt als onderbouwing om de derogatie opnieuw aan te vragen bij Europa in 2019.
Rapport
uitgebreide samenvatting / extended summary
eindrapport