Deze webpagina's worden binnenkort aangepast aan het gewijzigde Mestdecreet van 18 december 2024.
In het kort: - Het gebruik van de AGR-GPS wordt uitgebreid.
- De verplichte voor- en namelding van vervoer in het kader van een burenregling van en naar mestverwerking wordt afgeschaft.
- Let ook op de aangepaste uitrijregeling.
Het gebruik van de AGR-GPS-app wordt uitgebreid. - Vanaf 1 januari 2025 is de AGR-GPS-app verplicht bij alle vervoer van alle vloeibare dierlijke mest met burenregeling. Voor eigen mest op eigen grond geldt de verplichting jaarliiks vanaf 1 juli, met start in 2025.
- Vanaf 1 januari 2025 moeten alle transporten van dierlijke mest (vast en vloeibaar) met burenregeling naar mestverwerking en naar mestzakken met de AGR-GPS-app gebeuren.
- Vanaf 1 juli 2025 is het verplicht om een erkend mestvoerder in te schakelen in gebiedstype 2 en 3 voor elk vervoer van vloeibare dierlijke mest, in plaats van 1 augustus zoals voorheen het geval was. Die verplichting geldt niet als het gaat om een perceel grasland of om een blijvende teelt of als de afnemer een geldige vrijstelling heeft.
De verplichte voor- en namelding van vervoer in het kader van een burenregeling van en naar mestverwerking wordt afgeschaft. Voor dit vervoer is enkel nog de overeenkomst burenregeling nodig. Let wel: als de totaal vervoerde hoeveelheid lager is dan wat vermeld wordt op het registratiebewijs, moet de overeenkomst burenregeling volledig of gedeeltelijk geannuleerd worden. Dat kan nog ten laatste tot 1 maand na het einde van de periode van de burenregeling.
Ook komt er de mogelijkheid om stalen aan de losplaats te laten meetellen in de mestsamenstelling om een accurater beeld te krijgen van de inhoud. Tot nu toe was dat niet mogelijk, enkel stalen aan de laadplaats waren geldig. Dit wordt ten laatste op 31/12/25 verder uitgeklaard in een besluit van de Vlaamse Regering.
Let ook op de wijzigingen rond de uitrijregeling. - Voor
maïs en late aardappelen zonder voorteelt mag er pas bemest worden vanaf
16 maart 2025.
-
Effluent: bij de start van de uitrijregeling wijzigt er nog niets, behalve de verplichting om AGR-GPS te gebruiken. Vanaf 1 september 2025 komt er een overgangsbepaling voor het uitrijden van effluent. Vanaf 2026 mag effluent niet meer opgebracht worden na 31 augustus, behalve op kleigronden. Met AGR-GPS wordt steeds bedoeld: ofwel via een erkend mestvoerder, ofwel via de AGR-GPS-app die gebruikt wordt bij bijvoorbeeld burenregelingen.
- Op bio-percelen zijn er extra mogelijkheden om al vroeger te bemesten met kunstmest en andere meststoffen vanaf 16 januari en na 31 augustus.
- Van 1 november tot en met 15 januari mogen type 1 meststoffen worden aangebracht op een perceel met fruitbomen, en dit plaatselijk rond de stam van fruitbomen. Dit is een praktijk die wordt toegepast ter bescherming van de bomen tegen vorst. Die uitzondering bestond al in MAP6 en blijft behouden, maar de verplichte melding wordt geschrapt.
Vanaf 2026 mag er in het najaar (na 31/8) geen effluent meer uitgereden worden. 2025 wordt gezien als overgangsjaar om de mestverwerkers in staat te stellen de nodige opslagcapaciteiten te voorzien. Daarom is het in 2025 nog toegelaten om effluenten op te brengen in de periode van 16 januari tot en met 15 februari, en van 1 september tot 15 oktober, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Die voorwaarden hebben betrekking op de aanwezigheid of inzaai van een gewas, een dosisbeperking en opvolging met AGR-GPS.
|
Om oordeelkundig te kunnen bemesten, is het belangrijk dat landbouwers weten hoeveel nutriënten ze op hun velden brengen. Hieronder leggen we uit hoe de mestsamenstelling moet worden bepaald.
- Mestsamenstelling voor
alle mestsoorten, inclusief varkensmest
- Extra, specifieke regels voor
varkensmest
Mestsamenstelling voor alle mestsoorten, inclusief varkensmest
Jaarlijkse keuze tussen analyses of forfait
Bent u een producent van dierlijke mest? Om de mestsamenstellingen van de geproduceerde mest te bepalen, moet u voortaan kiezen tussen een:
-
forfaitaire mestsamenstelling
- mestsamenstelling op basis van regelmatige
analyses
Per mestcode (dus voor elke mestsoort) en voor elke exploitatie, moet u tussen een van die twee systemen kiezen. Het gekozen systeem geldt voor een heel jaar. Het jaar nadien kunt u voor het andere systeem kiezen.
Welk systeem kiezen?
Kies voor het systeem dat voor uw bedrijf de meest
realistische benadering is van de mestsamenstelling per soort dierlijke mest. Als de mestsamenstelling op uw bedrijf de forfaitaire samenstelling niet benadert kiest u dus voor analyses.
Het analysesysteem is verplicht als u:
De waarden van de forfaitaire of gemeten mestsamenstellingen, gebruikt u onder meer:
- voor uw mestafzet
- als u de stock opgeeft in de aangifte
- in bemestingsregisters
- om te bepalen hoeveel meststoffen u op uw eigen gronden kunt gebruiken
Hoe en wanneer melden?
U moet,
voordat u uw eerste vracht mest afvoert en ten laatste op 15 februari, via het
Mestbankloket laten weten met welk systeem u wilt werken. U kunt uw keuze jaarlijks herzien. Bekijk hier dehandleiding om uw keuze door te geven op het Mestbankloket.
Als u het gekozen systeem van het voorgaande jaar wilt behouden, hoeft u daarvoor niets te doen. Zodra voor een systeem is gekozen, blijft dat doorlopen totdat u het wijzigt.
Mestanalyses: algemene aanmeldings- en rapportageplicht via het Staalname Melding Internet Loket (SMIL)
De voormeldingsplicht en het registreren van resultaten aan de VLM, bestond al voor mest die naar een verwerkingsinstallatie wordt vervoerd en voor mest die wordt geëxporteerd. Die plicht werd in 2018 uitgebreid tot een
algemene aanmeldingsplicht voor alle mestsoorten, ongeacht de bestemming.
Alle meststalen die u als landbouwer wilt gebruiken voor de VLM, moet de staalnemer of het erkende laboratorium invoeren in het SMIL-loket, voordat het staal wordt geanalyseerd.
Het laboratorium moet de analyseresultaten van alle aangemelde stalen in SMIL, via datzelfde loket
rapporteren aan de Mestbank.
Bij vaststelling van
onregelmatigheden, kan de Mestbank de
voormeldingsplicht invoeren op het niveau van de staalnemer of op het niveau van de landbouwer.
Belangrijk: de Mestbank houdt alleen rekening met de dataset van SMIL. Analyseresultaten die niet werden aangemeld en bezorgd aan de VLM via het loket, kunt u niet gebruiken voor de Mestbank.
Periode dat analyseresultaten geldig zijn
Het analyseresultaat van een meststaal (putstaal of vrachtstaal met het gemiddelde van minstens 2 vrachten), is
3 maanden geldig.
Bij vaststelling van
oneigenlijk gebruik van analyses, kan de Mestbank de
geldigheidstermijn beperken.
Geen analyseplicht meer voor verwerking of export
Omdat u als landbouwer voortaan jaarlijks moet kiezen voor een forfaitaire mestsamenstelling of analyse, is de
analyseplicht voor mest bestemd voor verwerking of export afgeschaft.
Extra, specifieke regels voor varkensmest
Nieuwe forfaitaire mestsamenstelling en nieuwe mestsoorten
De
forfaitaire mestsamenstellingen voor varkens zijn in 2018 aangepast. Die wijzigingen gebeurden op basis van de dataset aan vrachtstalen die VLM heeft opgebouwd tijdens een pilootproject en op basis van de jarenlange staalnames door de dienst Handhaving.
Hieronder vindt u een overzicht van de
nieuwe mestsoorten voor vloeibare varkensmest, met de
bijhorende mestcodes. Per code ziet u of u al dan niet kunt kiezen voor een forfaitaire waarde. Als er geen forfaitaire waarde is, moet u altijd met analyses werken.
Zeugen en biggen | 9 | mest van zeugen en biggen tot 20 kg | ja | ja |
Zeugen kraamstal | 46 | enkel mest van de zeugen in de kraamstal (incl. biggen tot 7kg) | nee | ja |
Zeugen dekstal | 45 | enkel mest van de zeugen in de dekstal | nee | ja |
Biggen | 499 | enkel mest van de biggenbatterij (7kg – 20kg) | ja | ja |
Vleesvarkens | 12 | vleesvarkensmest | ja | ja |
Als meerdere van de bovenstaande mestsoorten gemengd voorkomen op uw bedrijf, valt die mengeling onder de mestsoort "Mengeling varkensmest" (code 747). In dat geval kunt u alleen met analyses werken.
U vindt de actuele waarden in de Brochure Normen en richtwaarden.
Alleen nog vrachtstalen voor vloeibare varkensmest
Geen putstalen en opslagstalen meer
Putstalen en opslagstalen zijn sinds eind 2017 afgeschaft voor vloeibare varkensmest. Uit het onderzoek dat we deden, kwam namelijk naar voren dat de praktische uitvoering van putstalen volgens het compendium in de praktijk bijna niet mogelijk is. Ook werd duidelijk dat de afwijking bij putstalen groter is dan bij vrachtstalen. Putstalen en opslagstalen kunnen wel nog gebruikt worden voor rundveemest en eindproducten.
Vrachtstalen
Sinds 1 januari 2018 zijn vrachtstalen de enige geldige stalen voor vloeibare varkensmest. Voor het bepalen van de mestsamenstelling, moeten minstens 2 vrachtstaalnames worden uitgevoerd. De tijd tussen die vrachten mag maximaal 7 dagen bedragen. Eenmaal de mestsamenstelling is bepaald, kan 3 maanden met die samenstelling worden gereden. Vrachtstalen kunnen ook voor rundveemest, als ze genomen zijn volgens de onderstaande regels.
Alle vrachtstalen moeten voldoen aan de onderstaande voorwaarden:
- De stalen moeten genomen worden:
- door een bemonsteringsapparaat
- aan de
laadplaats bij het laden van de mest
- Het
gemiddelde van verschillende vrachtanalyses, is de waarde die 3 maanden mag worden gebruikt.
- Het resultaat van
één vrachtanalyse kan alleen gebruikt worden
voor die vracht.
- De resultaten van
vrachtstalen komen
steeds in aanmerking voor de bepaling van de
bedrijfsspecifieke mestsamenstelling.
Wie mag vrachtstalen nemen?
Vrachtstalen mogen genomen worden door de
staalnemers van erkende laboratoria, op voorwaarde dat ze over een bemonsteringsapparaat voor vrachtstalen beschikken. Ook de
transporteurs die uitgerust zijn met een bemonsteringsapparaat en erkend zijn om vrachtstalen van drijfmest te nemen, mogen dat doen.
Het analyseresultaat van een meststaal, met uitzondering van 1 individuele vrachtanalyse, is
3 maanden geldig. Bij vaststelling van
oneigenlijk gebruik van analyses, kan de Mestbank de
geldigheidstermijn beperken.
Bedrijfsspecifieke meststamenstelling (BSM) voor varkensmest
Varkenshouders die gebruikmaken van
analyses om hun mestsamenstelling te bepalen, kunnen gebruikmaken van een
bedrijfsspecifieke mestsamenstelling (BSM), op voorwaarde dat uit de analyses van hetzelfde soort varkensmest blijkt, dat de
mestsamenstelling vrij stabiel is. De Mestbank beslist hierover.
Wie gebruikmaakt van BSM, moet slechts jaarlijks één opvolgstaal laten nemen. De 3-maandelijkse analyseplicht verdwijnt dus voor mestsoorten met BSM. Het al dan niet instappen in het systeem van BSM, is de vrije keuze van de landbouwer. BSM is onbeperkt geldig.
BSM in de praktijk:
- BSM is geldig
voor één specifieke soort vloeibare varkensmest van het bedrijf.
- Een landbouwer die een BSM wil aanvragen, moet
vrachtstalen aan de
laadplaats (analoog aan analysesysteem) laten nemen. Er zijn
minstens 4 vrachtanalyses nodig om een
onderlinge variatietoets uit te voeren. BSM is immers alleen mogelijk, als uit de analyseresultaten van hetzelfde soort varkensmest, blijkt dat de mestsamenstelling vrij stabiel is.
- De VLM ontvangt de analyseresultaten van de vrachtstalen via het internetloket SMIL. Ze verwerkt die analyseresultaten en
bekijkt of BSM mogelijk is voor het bedrijf. BSM wordt bepaald per
exploitatie en soort dierlijke mest. BSM is het gemiddelde van alle analyseresultaten die nodig waren om te voldoen aan de variatietoets.
- Als de Mestbank een BSM toekent, werkt de landbouwer vanaf dan met de BSM voor alles. Om de BSM op te volgen, moet de landbouwer
opvolgstalen nemen:
- In het eerste kalenderjaar na het overschakelen op BSM moet hij 2 vrachtmonsters laten nemen.
- Nadien, als de resultaten oké zijn, moet hij nog 1 vrachtmonster per jaar nemen. BSM is onbeperkt geldig tot zolang de opvolgstalen aantonen dat de initieel bepaalde waarde correct is.
Variatietoets
Er zijn
minstens 4 vrachtanalyses nodig om een onderlinge variatietoets uit te voeren. De variatietoets bestaat erin dat het verschil tussen de hoogste en de laagste waarde van een set van monsters, zowel voor N als P2O5, moet vallen binnen een vastgelegde marge. De tabel hieronder geeft die marges weer.
4 | 0.80 | 1.60 |
5 | 0.80 | 1.60 |
6 | 1.20 | 2.00 |
7 | 1.60 | 2.40 |
8 | 2.00 | 3.00
|
9 | 2.40 | 3.60 |
> 10 | 3.00 | 4.40 |
Aandachtspunten bij het overschakelen naar BSM
De Mestbank stelt geen eisen naar spreiding of frequentie van de monsternames. Ze legt ook geen minimale tijdspanne vast waarbinnen de stalen moeten worden genomen. U moet er wel over waken dat de monsternames gebeuren op momenten die relevant zijn voor uw bedrijfsvoering. De resultaten van de monsters moeten immers representatief zijn voor de mest die tijdens het hele jaar aanwezig is op uw bedrijf. Uiteraard mag u zo snel mogelijk vier stalen nemen en overschakelen naar BSM. De kans bestaat dan wel dat de samenstelling voor uw bedrijf dan niet correct is bepaald.
Met de onderstaande lijst van aandachtspunten willen we u op weg helpen om de BSM correct te laten bepalen.
Tips om de BSM zo correct mogelijk te bepalen:
- Breng alle handelingen in kaart die van invloed zijn op de inhoud van de mest op uw bedrijf. U kunt het tijdstip van de monsternames daarop afstemmen.
-
Spreid monsternames zoveel mogelijk over de tijd. Zo kunnen langetermijnveranderingen opgevangen worden. Bijv. bij een all-in-all-out-systeem moet minstens 1 ronde bemonsterd worden. Als u tweemaal per jaar mest afvoert, kunt u het best tijdens beide campagnes monsternames uitvoeren voordat u overschakelt naar BSM.
-
Vermijd om de
eerste en laatste transporten van een reeks aaneensluitende vrachten te bemonsteren.
- De mest in de kelders, waarboven
verschillende diersoorten (varkens) worden gehouden, kan het best gemixt worden.
- U kunt op basis van bemonstering van één stal een analyse verkrijgen voor alle mest op uw bedrijf van dezelfde diersoort, ook als die afkomstig is uit andere stallen. Het management moet dan wel in alle stallen gelijkaardig zijn. Bv. diersoort, voeding, waterhuishouding, voedersysteem.
-
Combineren van verschillende meststromen in een kelder geeft aanleiding tot grote verschillen en bijgevolg kan BSM in de praktijk niet toepasbaar zijn, tenzij de handeling een constante is in de bedrijfsvoering. Bv. toevoegen van
waswater van luchtwasser, spoelwater, effluent, … aan de dierlijke mest kan beter gebeuren verspreid over het jaar dan op 1 moment in het jaar. Bijkomend moet die mengeling afgezet worden als mengeling en niet als zuivere varkensmest.
Nog beter is dat dergelijke stromen apart worden afgezet. -
Emissiearme stallen met
verschillende mestkanalen, leveren ook uiteenlopende resultaten op tussen de verschillende kanalen. U maakt in dat geval het best gebruik van een tussenopslag, zodat u al de mest vanuit die tussenopslag kunt laten vertrekken.
-
Maatregelen om de homogeniteit van de mest te bevorderen, moeten altijd uitgevoerd worden en niet enkel voorafgaand aan de monsternames.
U moet er rekening mee houden dat de resultaten, hoe goed ze ook zijn, alleen geldig zijn als ze afkomstig zijn van monsters die de dagdagelijkse praktijk van het bedrijf reflecteren.
Opvolgstalen BSM
Zodra u overschakelt naar BSM voor 1 of meerdere soorten mest op uw bedrijf, vervalt de verplichting om te werken met analyseresultaten die maximaal 3 maanden oud zijn. U valt dan in een systeem van opvolgstalen waarbij de vrachtanalyse wordt vergeleken met uw BSM. Die moet binnen een marge vallen van 0,75 kg N en 1 kg P2O5.
Aantal te nemen opvolgstalen:
-
Eerste kalenderjaar na overschakelen op BSM:
2 vrachtmonsters
- Nadien, als de
resultaten oké zijn:
1 vrachtmonster/jaar
Als de Mestbank vaststelt dat de
afwijkingen groter zijn dan vastgelegde normen van 0,75 kg N en/of 1kg P2O5, kunnen afhankelijk van de afwijking
meerdere opvolgstalen verplicht worden. Of u kunt verplicht worden om opnieuw te werken met het
analysesysteem.
Controlestalen
De VLM kan controlestalen nemen van mesttransporten die worden gevoerd op basis van het algemene forfait, de analyse of BSM. Zo controleren we of de samenstelling van de mest die u gebruikt aanvaardbaar is voor de mest die u vervoert.
Als
te grote afwijkingen tussen het controlestaal en de gebruikte samenstelling worden vastgesteld, kan dat leiden tot verschillende maatregelen:
- opleggen van een nutriëntenopvolgsysteem via analyses
- aantal te nemen opvolgstalen bijsturen
- geldigheidstermijn van mestanalyses op bedrijfsniveau beperken
- voormeldingsplicht van staalname invoeren
Evaluatiesysteem en bijsturen BSM
Op
lange termijn kunnen er veranderingen zijn op een bedrijf die een invloed hebben op de mestsamenstelling. Dat kunnen invloeden zijn die alleen op langere termijn zichtbaar zijn. Bv. genetica van de dieren, voedersamenstellingen, verouderen van installaties, …
De initieel bepaalde BSM zal daarom jaarlijks vergeleken worden met het voortschrijdend gemiddelde van alle bekende resultaten bij de VLM voor diezelfde soort mest. Dat kan dan aanleiding geven tot een bijsturing van de BSM.
Nutriëntenemissierechten-mestverwerking (NER-MVW) varkens
De berekening van de te verwerken hoeveelheid N van de toegekende NER-MVW wijzigt voor de diersoort varkens, met uitzondering van biggen.
Het aantal NER-MVW blijft behouden, maar de hoeveelheid te verwerken N wijzigt.