De bruto stikstof- en fosfaatuitscheiding van runderen
In de tabel Uitscheidingscijfers van de
brochure
Normen en richtwaarden vindt u voor de verschillende rundveecategorieën de forfaitaire bruto-uitscheidingscijfers voor stikstof (N) en fosfaat (P2O5) terug.
Voor alle runderen, behalve melkkoeien, kunt u die
forfaitaire bruto-uitscheidingscijfers gebruiken.
Om de correcte forfaitaire
bruto-uitscheiding van melkkoeien te kennen houdt u rekening met de gemiddelde melkgift per melkkoe op uw bedrijf in het vorige productiejaar.
Opgelet: De Mestbank kan geen melkkoecategorie bepalen voor starters en in geval van een overname op 1 januari, of een overname in de loop van het jaar, waarbij geen globale mestbalans is aangevraagd. In die gevallen moet u aan de Mestbank laten weten dat u voor de bepaling van uw melkkoecategorie gebruik wilt maken van de melkgift van het jaar zelf. Bekijk hier een
schematisch overzicht van de bepaling van de productieklasse van melkkoeien bij overname.
Als u zelf de
gemiddelde melkgift per melkkoe op uw bedrijf wilt bepalen, doet u dat aan de hand van het gemiddelde aantal melkkoeien van het vorige productiejaar en uw melkleveringen (inclusief thuisverkoop) van het vorige productiejaar. Let op: de melkgift per koe moet uitgedrukt worden in kg melk (1 liter melk = 1,03 kg melk) per jaar. Om uw jaarlijkse melkproductie te bepalen, neemt u de som van alle maandelijkse melkleveringen en de thuisverkoop van één kalenderjaar (van januari tot en met december).
Sinds afschaffing van het melkquotum krijgt de Mestbank niet meer alle gegevens over de melkleveringen en thuisverkoop van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Daarom vraagt de Mestbank de melkproductie vanaf productiejaar 2016 op via de Mestbankaangifte. Als geen melkgift bekend is voor het vorige productiejaar en bovendien geen afwijking is gevraagd om gebruik te maken van de melkgift van het jaar zelf, berekent de Mestbank de uitscheiding van de melkkoeien volgens de uitscheidingscijfers van de hoogste productieklasse (hoger dan 10000 kg melk/jaar, 43 kg P2O<5/dier, jaar en 131 kg N/dier, jaar).
Vanaf productiejaar 2016, berekent de Mestbank dus jaarlijks de gemiddelde melkgift per melkkoe op basis van de volgende gegevens:
Zodra u de gemiddelde melkgift per melkkoe kent, kunt u bepalen in welke melkproductiecategorie (van 4000 kg melk/jaar tot 10000 kg melk/jaar, in stappen van 250 kg melk/jaar) uw melkkoeien vallen. In de tabel Uitscheidingscijfers van de Normen en richtwaarden kunt u de forfaitaire bruto-uitscheidingscijfers voor N en P2O5 opzoeken die horen bij de melkproductiecategorie. Melkkoeien met een gemiddelde melkgift van bijvoorbeeld 7190 kg melk per jaar vallen in de categorie 'hoger dan 7000 tot en met 7250 kg melk per jaar' en hebben een minimale forfaitaire bruto-uitscheiding van 107 kg N/dier/jaar en 34 kg P2O5/dier/jaar.
Tot en met productiejaar 2015 berekende de Mestbank jaarlijks automatisch de gemiddelde melkgift per melkkoe op basis van de volgende gegevens:
- het gemiddelde aantal melkkoeien in één kalenderjaar; dat aantal werd berekend op basis van gegevens die de Mestbank rechtstreeks van DGZ krijgt.
- de hoeveelheid melk (uitgedrukt in kg) die in datzelfde kalenderjaar werd geleverd aan de zuivelindustrie of de berekende hoeveelheid melk (uitgedrukt in kg) die in het melkjaar dat start in datzelfde kalenderjaar thuis verkocht werd; die gegevens kreeg de Mestbank van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij.
De netto-uitscheiding van runderen: stikstofverliezen in mindering brengen
De Mestbank gebruikt de netto-uitscheidingscijfers voor de berekening van de mestbalans van uw bedrijf. Voor P2O5 zijn er geen verliezen en is de netto-P2O5-uitscheiding gelijk aan de bruto-P2O5-uitscheiding.
De mest van dieren gehouden in stallen is immers onderhevig aan allerlei processen die leiden tot stikstofverliezen. Ook tijdens de opslag en het vervoer treden verliezen op. Voor het berekenen van de netto-uitscheiding van de dieren mag u de stikstofverliezen uit stal en opslag in mindering brengen van de bruto-uitscheiding. Hierop is evenwel één uitzondering, met name dieren die nooit opgestald worden. Als u een gedeelte van uw dieren nooit in stallen houdt, mag u voor die dieren geen stikstofverliezen in rekening brengen. Voor die dieren geldt dus het bruto-uitscheidingscijfer.
Vertrekkende van de bruto-N-uitscheiding en het percentage N-verlies berekent u als volgt de netto-N-uitscheiding:
Netto-N-uitscheiding = bruto-N-uitscheiding x (1 - N-verlies)
100
Voor de verschillende diercategorieën van de diersoort 'rundvee', met uitzondering van mestkalveren, worden de stikstofverliezen uitgedrukt als een percentage van de uitscheidingsnormen per dier en per jaar.
runderen uitgezonderd mestkalveren - staltype |
stikstofverliezen in % |
Stallen waar amper stalmest geproduceerd wordt (10 % of minder van de in deze stal geproduceerde mest is stalmest) | 10 |
Stallen waar deels stalmest geproduceerd wordt (tussen 10 % en 90 % van de in deze stal geproduceerde mest is stalmest) | 15 |
Stallen waar uitsluitend stalmest geproduceerd wordt (90 % of meer van de in deze stal geproduceerde mest is stalmest) | 20 |
Voor de mestkalveren, ongeacht het staltype, mag u een stikstofverlies van 2,29 kg N/dier/jaar in rekening brengen.
mestkalveren |
stikstofverliezen in kg N/dier/jaar |
alle staltypes | 2,29 |
In de praktijk zal u de volgende indicatieve N-verliespercentages kunnen gebruiken.
N-verliezen volgens staltype |
stikstofverliezen in % |
Vervangingsvee/jongvee | |
Eenlingboxen, kalverhutten, iglo's | 20 |
Groepshutten | 20 |
Volledig ingestrooide groepshokken (evt. uitgevoerd als hellingsstal) | 20 |
Roosterstal met een (diepe) ligruimte (ruim ingestrooid) | 15 |
Ligboxenstallen met diep ingestrooide ligruimte | 15 |
Ligboxenstallen met verhoogde, licht ingestrooide ligruimte | 10 |
Volroosterstal | 10 |
Melkkoeien | |
Ligboxenstallen | 10 |
Bindstallen met rooster | 10 |
Bindstallen volledig ingestrooid | 20 |
Potstallen | 20 |
Zoogkoeien | |
Bindstallen volledig ingestrooid | 20 |
Bindstallen met rooster | 10 |
Volledig ingestrooide stal, hellingsstal, potstal (zelfde ruimte doet dienst als ligruimte én als loop- en eetruimte) | 20 |
Gedeeltelijk ingestrooide (loop)stal (ingestrooide ligruimte, afzonderlijke loop- en eetruimte met dichte vloer evt. met mestschuif of rooster) | 15 |
Roosterstal | 10 |
Ligboxenstal | 10 |
Als alle dieren van een bepaalde categorie in hetzelfde type stal gehuisvest zijn, brengt u het overeenkomstige verliespercentage voor die diercategorie in rekening. Voor melkvee gehouden in ligboxenstallen is dat bijvoorbeeld 10 %. Als meer dan één staltype voorkomt voor eenzelfde diercategorie, berekent u een gewogen verliespercentage naargelang het aandeel van de verschillende staltypes.
Dat gewogen verliespercentage ligt steeds tussen 10 % en 20 % en wordt per diercategorie als volgt berekend:
(aantal dieren in staltype A x verliescijfer staltype A)
totaal aantal dieren
+
(aantal dieren in staltype B x verliescijfer staltype B)
totaal aantal dieren