| In 2014 lanceerde de VLM een studie rond vergrijzing, wonen en zorg op het platteland. Drie jaar later formule-ren de onderzoekers hun beleidsaanbevelingen: “Aangepaste woningen op slimme locaties zijn cruciaal om ouderen genoeg zorg te kunnen bieden.” |
De studie Vergrijzing, wonen en zorg op het platteland werd uitgevoerd door onderzoeksgroep HAuS (Housing and Urban Studies) van de KU Leuven, SumResearch en Atelier Romain, in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Ze kadert in een VLM-oproep voor beleidsondersteunend plattelandsonderzoek. Aanleiding waren de terugkerende verhalen over stroeve zorgverlening op het platteland.
“De vergrijzing vormt een belangrijke sociale en ruimtelijke uitdaging”, zegt Peter Vleugels van de VLM. “Op veel plaatsen bestaat er een mismatch tussen de plaats waar ouderen wonen, de zorg die ze nodig hebben en de woning waarin ze leven. Beleidsmaker gaan ervan uit dat hulpbehoevende ouderen in een woonzorgcentrum verblijven. Maar veel mensen beschouwen dat echt als de laatste halte in hun leven en blijven zo lang mogelijk thuis wonen. Dat leidt tot een ‘gap’ : er is te weinig aandacht voor ouderen die nog thuis wonen, maar niet zonder ondersteuning kunnen.”
Meer afstand = minder goede zorg
De onderzoekers namen twee regio’s grondig onder de loep. De streek rond Poperinge, in de Westhoek, is een heel landelijk gebied met veel (voormalige) landbouwers. De omgeving van Geel, in de Kempen, is eerder suburbaan en wat verstedelijkt. Rond beide steden selecteerden de onderzoekers enkele gehuchten. Daar gingen ze op drie manieren informatie verzamelen. Ze vroegen cijfermateriaal op, gingen gesprekken aan met bejaarden en zorgverleners (OCMW, Wit-Geel Kruis …) en brachten de zorg- en woonnoden in kaart: welke diensten ontbreken er? Hoe kan de zorg beter georganiseerd worden?
“De studie toont aan dat woon- en zorgproblemen moeilijker op te lossen zijn naarmate de hulpvragers meer verspreid wonen”, vertelt Pascal De Decker van de KU Leuven. “In de Westhoek, waar de afstanden groter zijn dan in de Kempen, vinden we de grootste uitdagingen. Het aanbod aan voorzieningen, zoals een supermarkt, dokter of openbaar vervoer, is er beperkt. Bovendien trekken jongere generaties er vaak weg. In de Kempen zien we dat ouderen vaker op hun kinderen kunnen rekenen als mantelzorgers, gewoon omdat ze dichterbij wonen.”
Verhuizen in je eigen dorp
Toch wil dat niet zeggen dat ouderen uit hun afgelegen woonplaatsen weg willen. Heel wat bejaarden hechten veel belang aan een groene omgeving, zeker als ze altijd landelijk hebben gewoond. Een comfortabel appartementje met een parkje errond vinden ze niet voldoende. Bovendien hebben ze vaak een emotionele band met hun woonplaats, terwijl ze ‘de stad’ heel onpersoonlijk vinden.
Pascal De Decker: “Oudere mensen zien meestal wel dat bepaalde diensten ontbreken en dat hun huis niet meer aangepast is aan hun noden. Maar tegelijk zijn ze niet bereid om kilometers verderop in een klein kamertje te gaan wonen. Daarom pleiten we voor kernversterking: geen massale verhuis naar woonzorgcentra, maar mogelijkheden voor ouderen om gegroepeerd in hun dorp te blijven wonen, bijvoorbeeld in cohousingprojecten. Zo kunnen we de zorg efficiënter organiseren. Vandaag rijden veel zorgverleners met de auto van de ene patiënt naar de andere om overal een kleine handeling uit te voeren: een spuitje geven, een bedlegerige patiënt verzorgen ... Dat vraagt veel tijd en energie. Bovendien wordt een halfleeg huis met veel trappen vaak een last voor ouderen. Die huizen zouden beter op de markt komen voor jonge gezinnen.”
Comfortabele ‘tussenhalte’
Er ontbreekt dus een tussenhalte tussen de gezinswoning en het woonzorgcentrum. De oplossing ligt volgens de onderzoekers bij moving in time. Daarbij verhuizen actieve gepensioneerden tijdig naar een iets kleinere, comfortabele woning waar ze nog twintig jaar van het leven kunnen genieten. Die tussenwoningen situeren zich bij voorkeur op plaatsen waar belangrijke voorzieningen al aanwezig zijn.
“Idealiter zouden er woonzorgnetwerken uitgebouwd worden die het aspect ‘ruimte’ als uitgangspunt nemen”, vertelt Peter Vleugels. “Dat wil zeggen dat aangepaste woningen niet zomaar overal worden neergeplant, maar liefst op locaties waar al een bushalte, een dokter en een winkelt zijn. Zo creëer je een soort groeidorp dat meegroeit op maat van de bewoners. Ouderen kunnen er in hun vertrouwde omgeving blijven, mét aangepaste zorg.”
Gewoontes doorbreken
Het plaatje dat de onderzoekers schetsen is rooskleurig. Toch kennen we allemaal een opa Jef of tante Jeanne die veel te lang thuis blijft wonen, simpelweg omdat hij of zij daar altijd heeft gewoond. Mensen zijn gewoontedieren, en die tendens wordt met het verouderen alleen maar sterker. Hoe kunnen we gepensioneerden overtuigen om toch de stap naar een andere woning te zetten?
“Bewustmaking is alles”, meent Peter Vleugels. “Dertig jaar geleden vond iedereen het normaal dat je op restaurant of in de trein mocht roken. Vandaag vraagt niemand daar nog naar. Als er voldoende campagnes zijn die de voordelen van nieuwe woonvormen laat zien, kan de woonkeuze van ouderen veranderen. Een verhuis binnen het eigen dorp of naar de nabije omgeving is echt wel een verkoopbaar verhaal. Op voorwaarde dat de nieuwe woning aantrekkelijk genoeg is: met genoeg groen in de buurt, een ruime lift, eventueel een gemeenschappelijke ruimte die bewoners kunnen reserveren om familiegroepen te ontvangen … We moeten een verhuis als iets aantrekkelijks voorstellen.”
Aanbevelingen voor beleid
Lokale besturen kunnen een grote rol spelen in die transitie. Het gemeente- en stedenbeleid kan nog veel beter op ouderen worden afgestemd, meent Pascal De Decker. “Dat kan bijvoorbeeld door nieuwe woonvormen actief aan te moedigen of ze zelf aan te bieden, op plaatsen waar er genoeg voorzieningen zijn. Maar ook door voldoende groen en publieke ontmoetingsruimten te creëren. Een fijne woonomgeving komt het hele dorp ten goede. Ook een aangepaste wetgeving is belangrijk. Om nieuwe woonvormen zoals cohousing mogelijk te maken, zijn aangepaste procedures en vergunningen nodig. Tot slot mogen we de ouderen zelf niet vergeten: zij moeten inspraak hebben in hun omgeving. Dat kan bijvoorbeeld door zorgcoaches op pad te sturen om proactief de noden van oudere mensen in kaart te brengen. Ouderen zijn vaak erg trots op hun dorp en identificeren zich ermee. Dat willen we graag zo houden.”
Meer info: www.vlm.be