| Begin 2017 bekrachtigde de Vlaamse Regering het Vlaams Onteigeningsdecreet. Dat vervangt de oude federale wetten rond onteigeningen in Vlaanderen. Het nieuwe decreet is sinds 1 januari 2018 van kracht en legt meer nadruk op de onderhandelingen. |
De federale onteigeningswetten van 1835 en 1926 waren al even aan een update toe. Sommige dingen zijn behouden gebleven, zoals de voorwaarden die vervuld moeten zijn om een onteigening toe te laten (onteigeningsnoodzaak, algemeen nut, verwijzing naar de wetgeving …). Andere aspecten kregen een make-over. Els Cooreman van de VLM-dienst Grondzaken zet de belangrijkste wijzigingen op een rijtje.
Wat is er veranderd?
- Lokale besturen krijgen autonoom beslissingsrecht. Gemeenten, provincies en de Vlaamse Regering kunnen binnen het nieuwe decreet zelf beslissen om te onteigenen en hebben geen voorafgaandelijk machtigingsbesluit meer nodig. Externe agentschappen zoals de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) moeten wel nog een machtigingsbesluit vragen.
- Zakelijke rechten (zoals vruchtgebruik) kunnen voortaan apart onteigend worden. Het recht van huur of pacht valt buiten die regeling.
- Eén procedure vervangt de aparte wetten voor gewone of hoogdringende onteigening. De procedure omvat drie kerndocumenten: een onteigeningsbesluit, een plan en een projectnota. Ook op gerechtelijk vlak is de procedure gestroomlijnd: een zaak wordt altijd via dagvaarding voorgebracht en niet meer via een verzoekschrift. Het aparte tweeluik over het wettigheidsdebat en het debat rond de onteigeningsvergoeding blijft wel nog bestaan.
- De procesposities zijn gelijkgetrokken. Beide partijen kunnen hoger beroep aantekenen, zowel op het vlak van wettigheid als op het vlak van de vergoeding.
- De bestuurlijke fase – vroeger de administratieve fase – is sterk uitgebreid en legt de nadruk op de onderhandelingsplicht en een verplicht voorafgaandelijk onderzoek. Aantoonbare pogingen tot onderhandeling moeten grondig gedocumenteerd worden.
- Ook nieuw is de mogelijkheid tot zelfrealisatie. Die geeft grondeigenaars de mogelijkheid om bepaalde werken zelf uit te voeren, zodat een onteigening niet nodig is. De eigenaar moet wel in staat zijn om de werken te realiseren op de manier en binnen de termijn die de overheid voor ogen heeft. Zelfrealisatie is niet mogelijk voor weg-, spoorweg-, haven- en waterweginfrastructuur.
- Digitale beschikbaarheid is verplicht. De onteigenende instantie stelt alle relevante documenten digitaal ter beschikking. Op termijn zal de nieuwe procedure volledig digitaal kunnen verlopen via het platform Onteigening, dat momenteel wordt ontwikkeld.
- De Raad voor Vergunningsbetwistingen richt een extra Kamer in die uitsluitend bevoegd is voor beroepen tegen definitieve onteigeningsbesluiten. Vroeger werden die behandeld door de Raad van State.
Valkuilen voor beleidsmakers
Onteigenende instanties houden best rekening met twee belangrijke aanpassingen. "Een eerste aandachtspunt zijn de korte termijnen waarbinnen bepaalde handelingen moeten gebeuren", weet Els Cooreman. "Het openbaar onderzoek duurt dertig dagen. Aansluitend heeft de onteigenende instantie negentig dagen om een definitief besluit op te stellen. Binnen die termijnen moet ze eigenaars op de hoogte brengen, onderhandelen … Een goede voorbereiding wordt cruciaal."
"Ook de onderhandelingsplicht vraagt aandacht. Gerechtelijk onteigenen is altijd het laatste redmiddel. Onderhandelen kan daarom niet alleen tijdens de termijn om een onteigeningsbesluit op te stellen, maar ook ervoor en erna. Zelfs bij de opstart van een gerechtelijke fase blijft het mogelijk om tot een minnelijke schikking te komen. Samen tot een overeenkomst komen krijgt altijd de voorkeur."